Leo Stilma
Leo Stilma (1953) schrijft sinds 1990 poëzie. In België en Nederland heeft hij veel poëzieprijzen gewonnen en zou volgens een artikel van de schrijver Rien Vroegindeweij in de NRC van 4 februari 2004 een van de meest bekroonde dichters van de afgelopen tijd zijn.
Hij was in Rotterdam een van de organisators van poëziepodium in de Consul en is tegenwoordig regelmatig te beluisteren op podia in de regio.
Veel gedichten van hem zijn opgenomen in verzamelbundels, het meest recent in de bundel” Met het oog op Morgen “ van J. Jansen van Galen en in de bundel” Ouderdom” van uitgeverij Singel 521.
Er zijn drie bundels van hem verschenen,Kaalslag (1995) bij uitgeverij De Beuk, Steenslag (1998) bij uitgeverij Callenbach en in Woord en Beeld (2002) bij uitgeverij Humanitas.
Voor Leo Stilma moet poëzie “als een bijl neerkomen” in de bevroren vijver van de ziel.
Zijn gedichten gaan dan ook, hoe kan het anders, over liefde, het leven en de dood.
Gedichten van Leo Stilma
INZICHT
We reden een uur lang door
het doolhof van de Botlek, langs
kokende ketels, hoge hijskranen
en donkere sissende pijpen.
En ergens, tussen al dat grauwe
grijs zagen we een kleine ronde buis
flonkeren die op ons netvlies bleef
branden en niet verdween.
Opeens schoot het door me heen:
de Botlek is ons zenuwstelsel
en die rode buis de hersenstam
waardoor alles leeft en beweegt
en ik werd bang want even een
piepklein scheurtje en ik ruik
de geur van jodium en het zweet
van de somber kijkende zuster.
Zwijgend reden we naar huis
gevangen in een geheimzinnig web
wetend dat de spin lacht, gaapt
de tijd verteert en ons ook.
KOSTBARE TIJD
Ik draag vandaag
onze tijd als een glas water
op handen naar je toe
en mag geen druppel morsen
want je dorst is zo groot
zoveel water kan ik nooit
voor je halen.
Maar morgen, morgen
ga ik de wolken breken voor jou
het zal heel lang gaan regenen
ik bouw een boot voor jou en mij
met genoeg voedsel aan boord
en ik zal je over de loopplank dragen
hoe zwaar je ook bent door verdriet
lief, ik zal je dragen.
DOODZIEK
Vannacht heb ik geslapen
met de dood, ze lag naast me
als een vrouw, groots, mooi
ze was heel lief en fluisterde
geheimzinnige verhalen.
Ik heb uren naar haar gekeken
zonder haar aan te raken
Ik dacht altijd dat de dood
een verschrikkelijk lelijke man was
maar nooit gedacht aan een vrouw
die naast je ligt, opstaat, je kust
en zegt: ik ga, ik kan niet blijven
al ben ik van je gaan houden
ik kom nog wel eens terug
pas ondertussen goed op jezelf
en probeer mij te vergeten.